vrijdag, juni 11, 2010

Open Zenuw

Drie dagen geleden ontmoette ik op het NIOD drie dames – drie vriendinnen. Een van hen, de theologe en voormalige docente drs. E. Wolfers, was een paar jaar geleden gefascineerd geraakt door de razzia van Putten. Zij ging lezen en schrijven en uiteindelijk lag daar een degelijk werkstuk. Haar ene vriendin had haar bij het schrijven geholpen; de ander het geheel opgemaakt en van illustraties voorzien.
Ik vroeg mij natuurlijk af waarom zij met zoveel inzet dit werkstuk hadden gemaakt – de dames waren ruim middelbaar en kwamen zelf niet uit Putten. Ook hadden zij de razzia van1/2 oktober 1944 niet meegemaakt. De schrijfster, vertelde zij, had toen zij jong was in de kerk ds. Kieviet horen preken. Hij was het die, totdat hij elders werd geroepen, na 1945 in de door de razzia zwaar geschokte gemeente Putten de zware taak had zijn rouwende gemeente bij te staan.
Zij herinnert het zich nog goed: ‘Als hij af en toe eens over Putten en de razzia sprak, viel er een doodse stilte in de Sint Jan – doodstil en ontroerd luisterden zo’n 900 mensen naar de dan vaak sterk geëmotioneerde dominee.’
Het werkstuk is een geslaagde combinatie van historische belangstelling en ethische gedrevenheid: het stelt talloze vragen en benoemt de vele dilemma’s die de geschiedenis van de razzia kent. Het zijn vragen die niet alleen bij de geschiedenis van het kleine Putten kunnen worden gesteld; het zijn dilemma’s die nog steeds actueel zijn. De oorlog is een open zenuw.
Zo is het dat zij zich anno 2010 de Tweede Wereldoorlog herinneren.
donderdag, juni 10, 2010

Betwiste herinneringen I

Kinderen in Japanse interneringskampen

In Een open zenuw komt het onderwerp van betwiste herinneringen aan de periode van oorlog en bezetting meerdere malen ter sprake. Het woord van de een tegen dat van de ander. Voor de ooggetuigen gaat deze clash vaak gepaard met heftige emoties: voor hen voelt het alsof ze door de ander impliciet voor leugenaar worden uitgemaakt.

De lezing over de bundel eind mei op de Tong Tong Fair (voorheen Pasar Malam Besar) in Den Haag leverde opnieuw verrassende verhalen op. Na een algemene introductie over contrasterende herinneringen liet ik zien dat de laatste paar jaar steeds meer positieve verhalen over het leven als kind in het kamp naar buiten werden gebracht: ‘Vriendjes in overvloed’. ‘Geen school, geen schoenen, geen ouders; wat wil je nog meer?’. ‘Spannend! Er was altijd wat te doen!’. Tijdens en na het vragenrondje vertelden enkele aanwezigen hoe zij dit herkenden en dat zij nooit eerder hadden durven te praten over hun herinneringen aan leuke dingen in het kamp.

Ik kon er op wachten natuurlijk… Een oudere man op de eerste rij, rechts van het podium, stak zijn vinger op en sprak met zachte stem, met hoorbaar ingehouden emotie, dat hij ‘verbijsterd’ was. Hij herhaalde het woord nog een paar maal en vertelde vervolgens dat hij als kind in het vrouwenkamp Tjideng had gezeten. Hij vertelde over de verschrikkelijke zaken die hij had gezien en gehoord in het kamp; voor hem was het allemaal verreweg van ‘leuk’ geweest. Hij geloofde zijn oren niet dat er hier werd gesproken over ‘Indiaantje spelen in het kamp’!

Deze herinneringen aan het geweld, de honger, de dreiging, de ziektes en de uiteengerukte families waren lange tijd de enige getuigenissen van het leven in de Japanse interneringskampen in Nederlands-Indië. Maar hier, mei 2010 op de Tong Tong Fair, was de situatie voor een uurtje omgekeerd. Deze meneer moet zich plots in ander universum hebben gewaand, want zijn beeld van de kampen werd hier 180 graden gedraaid. Het was opmerkelijk dat hij als reactie hierop zich begon te verontschuldigen voor het naar voren brengen van zijn getuigenissen: ‘Ik wil hier echt niet interessant doen of iets dergelijks’, sprak hij een paar keer.

Ik was maar wat blij met zijn verhaal. Het was een aanvulling van het beeld dat die middag in de positieve verhalen werd geschetst. Het gaat er namelijk niet om het woord van de een tegenover dat van de ander te plaatsen, maar naast dat van de ander. En daar werd de man alle tijd voor gegeven.
donderdag, juni 10, 2010

Blokkers 14 in een dozijn recensie

Een kennis van mij zei dat Jan Blokker al tien jaar geleden gestopt was met lezen en denken – if any. Te oordelen naar de inhoud van de als column verpakte ‘recensie’ van de NIOD-jubileumbundel Een Open Zenuw in NRC/Handelsblad van 15 mei jl. klopt dat helemaal. Zelden sloeg deze senior recensent in zijn machtige arrogantie van allesweter grotere onzin uit.
Je krijgt als redacteur bij je verweer de neiging op de man te spelen: is Blokker boos dat de familie Blokker niet was uitgenodigd voor een bijdrage? Kom op Blokker: het gaat hier om ruim veertig tophistorici die hun vaak jarenlange expertise hebben neergelegd in een leesbaar essay. Bevalt de uitgeverij hem soms niet? Of hecht Blokker nog te zeer aan de door hem zo lucratief uitgebuite canonmode en is hij gevallen over de in dat opzicht kritische boodschap van dit boek? Die houdt immers in dat historische canons uitingen zijn van oppervlakkig – maar beslist niet onschuldig – nationalistisch machtsvertoon? Dat alles natuurlijk in zeer nette bewoordingen geformuleerd en door een keur van Nederlandse historici overtuigend aangetoond.
Blokker doet duur en spreekt van lieux de mémoire, maar wat die met collectieve herinnering te maken hebben is hem onbekend. Dat het boek in zijn geheel een zorgvuldig uitgewerkte stelling behelst, die in de inleiding in normale mensentaal wordt toegelicht, zal hem een zorg zijn. Dan moet hij die inleiding ook lezen en dat is van deze meesterrecensent teveel gevraagd. Liever denigrerend over ‘hoofdstukjes’ gesproken en over ‘lemma’s’, die ‘descriptief’ zijn en ‘niet analyserend’. Dat na de Val van de Muur in 1989 ‘de rol van de CPN’ is uitgespeeld als het om de Februaristaking gaat, kan Blokker niet begrijpen. In andere essays (over Bronbeek, over de burgemeester in oorlogstijd) mist de meesterhistoricus het een en ander dat hij nog op de middelbare school heeft opgestoken: stja – dit boek is geen geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, Jan Blokker!
Het einde van Blokkers stuk kan niet anders dan als dronkenmanspraat worden gekarakteriseerd. Kennelijk is het hem in het late borreluur niet opgevallen dat hij opeens een heel ander boek dan Een open zenuw aan het bespreken was.
Blokker heeft zijn verantwoordelijkheidsgevoel verkwanseld en NRC/Handelsblad moest zich schamen.